Klassieke mannelijke kaalheid is een proces dat zich, vroeg of laat, bij vrijwel iedere man voor zal doen. Artsen maken onderscheid in vroege (vóór het dertigste levensjaar) en late (vanaf circa het vijftigste levensjaar) alopecia androgenetica.
Artsen stellen hun diagnose aan de hand van onderstaande tekenen:
Voor de persoon zelf is een vermindering van de haardichtheid op het kruin of bij de inhammen de duidelijkste aanwijzing voor de aanwezigheid van klassieke mannelijke kaalheid. Er zijn verschillende patronen van kaalheid die het verloop van de haaruitval aangeven.
Figuur 1. De classificatie van Hamilton/Norwood
Zoals in figuur 1 is te zien is, blijft bij mannen altijd een hoefijzervormige rand (kransje) haar over aan de zijkant en achterkant van de schedel. Dit komt omdat de haren op deze plaatsen ongevoelig zijn voor het hormoon DHT, dat op zijn beurt een zeer belangrijke rol speelt bij het optreden van haaruitval. Bij haartransplantaties wordt van dit fenomeen dankbaar gebruik gemaakt.
Alopecia androgenetica is een natuurlijk, continu en persoonsgebonden proces. Of en hoe men de verschijnselen hiervan wil bestrijden, is afhankelijk van de mate waarin de kaalheid optreed, de leeftijd en de psychische belasting die men hiervan ervaart.
Afhankelijk van de persoonlijke voorkeur bestaan er verschillende methoden om de klassieke mannelijke kaalheid te behandelen, gericht op:
(Deze mogelijkheden kunnen ook worden gecombineerd).